Academisch Genootschap
Parklaan 93
Meerlezaal
Dr. Jeroen Vis
Classicus en docent Develstein College te Zwijndrecht
De Homerische epen over de Trojaanse oorlog en de zwerftochten van Odysseus zijn overbekend. Minder bekend is de taal die deze Griekse helden spraken. In 1900 ontdekte de archeoloog Arthur Evans in Knossos, Kreta, kleitabletten met inscripties uit de periode 1450-1250 v. Chr. Deze tabletten bevatten twee verschillende schriftsoorten die gebruik maakten van lijntjes tussen de regels en op basis daarvan heeft hij ze lineair A en B genoemd. In de jaren daarna werd het Lineair B ook gevonden in Mycene, Thebe, Pylos en enkele andere plaatsen. Het duurde pas tot 1953 dat dit schrift ontcijferd werd door Michael Ventris en John Chadwick. Tot hun grote verrassing bleek de taal de oudste vorm van het Grieks te zijn: de taal van Odysseus en Agamemnon. Vanwege de politieke suprematie van Mycene in die tijd wordt deze taal ook Myceens Grieks genoemd.
Deze lezing bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt een overzicht gegeven van de Myceense cultuur met de kolossale paleizen, monumentale graven, cyclopisch muurwerk en rijke kunstschatten. Daarna volgt een inleiding in de opbouw en thematiek van de inscripties en het schrijfsysteem van het Lineair B. Ten slotte worden enkele inscripties gelezen en van commentaar voorzien.