Lezingen per afdeling:
Amersfoort | Amsterdam | Apeldoorn | Den Bosch | Dordrecht | Groningen/Friesland | Haarlem | Leiden/Den Haag | Leuven | Maastricht | Rotterdam | Twente | Zutphen/Deventer/Arnhem
Prof. dr. Bleda Düring
Hoogleraar Archeologie van West-Azië, Universiteit Leiden
De kopertijdsamenlevingen op Cyprus (4000-2500 v. Chr.) weken wezenlijk af in hun economie en samenlevingsvorm van de hen omringende regio’s in west Azië. Terwijl complexe verstedelijkte samenlevingen, vroege staten en schriftvormen, en lange afstandshandel zich ontwikkelden in het oostelijk Mediterraan gebied, bleef Cyprus afzijdig van deze processen. Op Cyprus vinden we kleine boerendorpjes met ronde huizen en er zijn op het eerste gezicht weinig aanwijzingen voor complexe samenlevingen. Een populair idee is dat deze kopertijdsamenlevingen geïsoleerd waren van de omliggende samenlevingen en relatief egalitair. In de laatste jaren komen er echter steeds meer aanwijzingen dat er wel degelijk contacten waren en dat er ook op Cyprus ontwikkelingen richting sociale complexiteit waren. In deze lezing zal geput worden uit de resultaten van Leidse opgravingen te Chlorakas-Palloures, die sinds 2015 plaats vinden.
U kunt zich opgeven voor deze lezing door uiterlijk maandag 28 oktober een mail te sturen naar eol.zutphen@gmail.com.
Er zijn waarschijnlijk weinig vorstinnen die zo tot de verbeelding spreken als de Egyptische koningin Cleopatra. Als laatste farao en tevens afstammeling van Alexander de Grote voerde zij de scepter over Hellenistisch Egypte. Daar moest zij zich verschillende identiteiten aanmeten: Grieks, Macedonisch, en natuurlijk Egyptisch. Al in de oudheid was haar mythe groter dan zijzelf. Romeinse propagandisten konden niet genoeg krijgen van Cleopatra’s verhoudingen met Julius Caesar en Marcus Antonius. Ook in latere kunst, literatuur en politiek komen de vele identiteiten en mythes over Cleopatra veelvuldig terug.
Tijdens het achttiende Zenobiacongres werpen we een blik op de vele gezichten van Cleopatra. Zeven sprekers nemen u mee van de antieke Cleopatra via de Europese renaissance naar haar erfenissen in modern Amerika en Egypte. We zullen zien dat Cleopatra’s vele gezichten nog steeds tot veel inspiratie en controverse leiden.
Als EOL-lid heeft u €7,50 korting.
Wat: Het Achttiende Zenobiacongres: De vele gezichten van Cleopatra
Waar: Tolhuistuin Amsterdam
Wanneer: 2 november, 10:00-16:30
Prijs regulier: €25,- (inclusief lunch)
Prijs NKV-leden en EOL-leden: €17,50 (inclusief lunch)
Prijs studenten: €12,50 (inclusief lunch; op vertoon van studentenkaart)
U kunt via deze link een kaartje kopen. Kaartverkoop | Stichting Zenobia
Programma
10:00 – 10:30 Inloop met koffie
Sessie 1
10:30 – 10:45 Introductie
10:45 – 11:10 Olaf Kaper
11:15 – 11:45 Rolf Strootman
11:45 – 12:00 Q&A
12:00 – 13:00 Lunchpauze en Bazaar
Sessie 2
13:00 – 13:20 Muziek
13:20 – 13:50 Miguel John Versluys
13:50 – 14:20 Marieke van den Doel
14:20 – 14:35 Q&A
14:35 – 15:00 Koffiepauze
Sessie 3
15:00 – 15:30 Lucinda Dirven
15:30 – 16:00 Daniel Soliman
16:00 – 16:15 Q&A
16:15 – 16:30 Afsluiting
Prof. dr. Paul Sanders
Hoogleraar Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit
In de jaren vijftig van de vorige eeuw verscheen een boek over de archeologie van Israël/Palestina dat al snel heel populair werd: De bijbel heeft toch gelijk van Werner Keller. Wetenschappers stelden terecht kritische vragen. Inmiddels zijn er in Israël/Palestina veel nieuwe vondsten gedaan. Sommige daarvan zijn met veel tamtam besproken, ook in de serieuze pers. Hoeveel bewijzen de vondsten? Wordt hun belang overdreven of misschien juist onderschat? Deze lezing gaat zo veel mogelijk in op de nieuwste ontwikkelingen
Drs. Theo Krispijn
Gepensioneerd docent Sumerologie, Oude Nabije Oosten Studies/Assyriologie, Universiteit Leiden
Het langste gedicht in het Sumerisch vormen de cilinder-inscripties van Gudea van Lagaš (ca. 2120 v.Chr.). In Cilinder A beschrijft Gudea zijn droom over de opdracht de grote tempel Eninnu in Girsu te bouwen, de uitleg van de droom, de bouwwerkzaamheden en in Cilinder B de inwijding van de tempel. Dit gedicht geeft een zeer verhelderende kijk op het (godsdienstig) leven van stadsvorst Gudea en de bewoners van Lagaš. Omdat de opgravingen op het Eninnu-terrein na een lange onderbreking onlangs weer zijn hervat, is het goed om met een nieuwe blik naar deze klassieke Sumerische tekst te kijken. Met PowerPoint en handout.
Prof. dr. Cornelia Wunsch
Verbonden aan de Universiteit Leipzig en oprichter van Islet Verlag
In deze lezing gaat Prof. dr. Cornelia Wunsch in op de zorg voor weduwen en de uitvoering van nalatenschappen in de Neo-Babylonische en vroege Achaemenidische periodes.
Deze lezing zal online plaatsvinden. Wanneer u deze lezing bij wilt wonen, kunt u een mailtje sturen naar eol.afdeling.maastricht@gmail.com. We zullen er dan voor zorgen dat u tijdig de Teams link ontvangt om aan de lezing deel te nemen.
Prof. dr. Bleda Düring
Hoogleraar Archeologie van West-Azië, Universiteit Leiden
De kopertijdsamenlevingen op Cyprus (4000-2500 v. Chr.) weken wezenlijk af in hun economie
en samenlevingsvorm van de hen omringende regio’s in west Azië. Terwijl complexe verstedelijkte samenlevingen, vroege staten en schriftvormen, en lange afstandshandel zich ontwikkelden
in het oostelijk Mediterraan gebied, bleef Cyprus afzijdig van deze processen. Op Cyprus vinden
we kleine boerendorpjes met ronde huizen en er zijn op het eerste gezicht weinig aanwijzingen
voor complexe samenlevingen. Een populair idee is dat deze kopertijdsamenlevingen geïsoleerd waren van de omliggende samenlevingen en relatief egalitair. In de laatste jaren komen er echter steeds meer aanwijzingen dat er wel degelijk contacten waren en dat er ook op Cyprus ontwikkelingen richting sociale complexiteit waren. In deze lezing zal geput worden uit de resultaten van Leidse opgravingen te Chlorakas-Palloures, die sinds 2015 plaats vinden.
Audrey Crabbé, MA
Promovenda zoöarcheologie, Rijksuniversiteit Groningen
Tijdens deze lezing vertelt de spreker over haar lopende onderzoek naar de dierenfigurines van het Nieuwe Rijkse dorp Deir el-Medina. Na een inleiding over de site van Deir el-Medina en het belang van dieren in het arbeidersdorp, zal ze verder ingaan op de huidige stand van zaken van haar onderzoek. Voornamelijk zal aandacht worden besteed aan de verschillende soorten figurines, de talrijke gerepresenteerde diersoorten, de diverse materialen en de functies die deze dierenfigurines hadden. Al sinds het ontstaan van de archeologische site in de 16de eeuw BC tot vandaag de dag zijn er dieren in Deir el-Medina. De meeste informatie over dieren komt uit talrijke teksten en iconografische representaties in drie mooi versierde tombes en op figuratieve ostraca. Tijdens het inventariseringsproject van het Frans Instituut voor Archeologie van het Nabije Oosten (IFAO) is een nieuwe bron aan dierenvoorstellingen ontdekt, namelijk dierenfigurines. Deze werden tussen 1922 en 1951 gevonden tijdens de Franse opgravingen onder leiding van Bernard Bruyère en werden na de ontdekking bewaard in verschillende magazijnen op de site zelf, in het Carter-Magazijn in Luxor of in verschillende internationale musea. Sinds 2020 worden de figurines in de Deir el-Medina-magazijnen en het Carter Magazijn systematisch geïnventariseerd en bestudeerd. Tot nu toe zijn ongeveer 1500 dierenfigurines herontdekt, waarmee het een van de grootste collecties van dierenfigurines uit het oude Egypte vormt. De meerderheid van de figurines zijn fragmentarisch, hebben verschillende kwaliteiten van uitvoering en hebben in het algemeen geen precieze archeologische context. Dit maakt de interpretatie van hun exacte functie gecompliceerd. Echter, door middel van vergelijkingen met contemporaine sites waar ook dierenfigurines gevonden zijn, is het mogelijk om de functie van de figurines te reconstrueren.
Drs. Willem Hovestreydt
Egyptoloog
Het graf van farao Ramses III behoort tot de oudst bekende graven in het Dal der Koningen. Al in 1738 maakte Richard Pococke een beschrijving en plattegrond, en in 1769 werd hij gevolgd door James Bruce. Diens afbeeldingen van twee harpspelers in het graf droegen ertoe bij dat het uitgroeide tot een van de bekendste en drukst bezochte graven in het Dal. Toch heeft het lang geduurd tot er van egyptologische zijde serieuze belangstelling werd getoond. Pas in de laatste twee decennia is hier enige verandering in gekomen, maar het graf is nooit systematisch gepubliceerd. Dat is jammer, want sinds het eind van de 19e eeuw is vooral de achterste helft van het graf sterk beschadigd als gevolg van een of meer overstromingen. Delen van het graf zijn daardoor instabiel geworden en de kans op verdere schade is reëel. Enige jaren geleden is echter een project van start gegaan dat is gericht op conservering, onderzoek en publicatie van het gehele graf. Het project heeft inmiddels vijf succesvolle seizoenen achter de rug.
De spreker maakt deel uit van het onderzoeksteam. Na een inleiding over de geschiedenis van het graf en het belang ervan zal hij ingaan op de tot nu behaalde resultaten. Met name wordt aandacht besteed aan de sterk beschadigde decoratie van het achterste deel van het graf. Deze decoratie kan grotendeels gerestaureerd worden en blijkt uniek te zijn voor een koninklijk graf uit het Nieuwe Rijk.
Prof. dr. Paul Sanders
Hoogleraar Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit
In het hele oude Nabije Oosten werden tempels gebouwd in de hoop dat de goden er hun intrek zouden nemen. Hoe stelde men zich die aanwezigheid van de goden voor? Naast de ruïnes van de tempels zijn er gelukkig teksten bewaard gebleven die laten zien hoe gedacht werd over de functie van de tempels. Deze lezing gaat in op gegevens uit Egypte, Mesopotamië, het Hettitische machtsgebied en de Levant, het gebied aan de oostkant van de Middellandse Zee. Deze gegevens worden vergeleken met de Israëlitische voorstellingen van de aanwezigheid van God in de tempel zoals we die kennen uit de Hebreeuwse Bijbel.
Dr. Ruwan van de Iest
Docent Koinè en Nieuwtestamentisch Grieks, Rijksuniversiteit Groningen
Sinds de oudheid gelden de werken van Homerus al als standaard voor de Griekse taal en cultuur. Kinderen op Griekse scholen moesten deze teksten lezen, om zich zo de Griekse taal eigen te maken en te leren wat het betekende om Griek te zijn. In de afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan naar de invloed vanuit het Oude Nabije Oosten op de werken van Homerus. Tijdens deze lezing gaan we ons verdiepen in een aantal verhalen die terug te vinden zijn in de werken van Homerus, die mogelijk hun oorsprong vinden in het Oude Nabije Oosten. Allereerst maken wij een analyse van de overeenkomsten en verschillen tussen de verhalen uit het Nabije Oosten en de versie die wij terugvinden in de werken van Homerus. Vervolgens staat de vraag centraal waarom Homerus de mogelijk aanwezige wijzigingen heeft aangebracht. Was dit bewust of onbewust? Tenslotte gaan we bespreken hoe deze mogelijke wijzigingen iets zeggen over de Griekse cultuur uit de tijd van Homerus en de waarden die in deze cultuur centraal stonden.
Deze lezing vindt online via Zoom plaats. U kunt zich aanmelden door op deze link te klikken: https://docs.google.com/forms/d/e/1FAIpQLSf7TR7JI2YZuJzuHw7QQJxJAwJSWgj3sxGKiO22Z7VZcpp-Dg/viewform
Dr. Jörn Soerink
Docent Latijnse taal- en letterkunde, Universiteit Leiden
In wellicht de meest controversiële scène van het epos van Vergilius doodt Aeneas in een vlaag van woede zijn vijand Turnus. De centrale vraag is: handelt Aeneas juist? Had hij Turnus, volgens het advies van zijn vader Anchises, moeten sparen? Hoe moeten we zijn woede-uitbarsting evalueren? Waarom wordt Turnus’ dood als (mensen)offer gepresenteerd? En hoe interpreteren we het feit dat Aeneas intertekstueel de rol speelt van zijn eigen vijand Achilles? Zowel de optimistische als pessimistische interpretatie van deze scène komen aan bod.
Petra Meijerink-Hogenboom MA
Assistent-conservator Egypte Rijksmuseum van Oudheden Leiden
In 1322 v.Chr. overleed op 19 jarige leeftijd Toetanchamon. Zijn graf met een onvoorstelbaar rijke inhoud werd 3244 jaar later teruggevonden in het Dal der Koningen. Het bijzondere verhaal en de prachtige voorwerpen werden wereldnieuws. Maar wat wist men eigenlijk van deze jongeman en wat weten we nu? We kijken in deze lezing terug op het leven van de jonge farao, de zoektocht en de voorwerpen die in zijn graf werden aangetroffen. Ook staan we stil bij het effect van deze vondst tot op de dag van vandaag.
Nicky van de Beek, MA
Egyptoloog en promovenda aan de Johannes Gutenberg Universiteit Mainz
Het Oudegyptische landschap wordt gekenmerkt door het vruchtbare overstromingsgebied van de Nijl (het ‘zwarte land’) en het dorre woestijngebied (het ‘rode land’). Op de wanden van de graftombes wordt dit landschap vaak breed uitgemeten: de grafeigenaar jaagt op nijlpaarden, speervist of vangt vogels in het moeras, terwijl in woestijnscènes agressief jacht wordt gemaakt op oryxen, ibexen, gazelles en andere dieren. In beide scènetypes is een rijke biodiversiteit te zien, waarbij de soorten vaak exact kunnen worden bepaald.
In deze lezing wordt ingegaan op enerzijds de ecologische realiteit van het Oudegyptische landschap en anderzijds de weergave daarvan in privégraven uit het Oude, Midden- en Nieuwe Rijk. We zien hoe het landschap verandert maar specifieke elementen in de grafscènes door de eeuwen heen gelijk bleven. Hoe gingen de Oude Egyptenaren om met hun natuurlijke omgeving? En welke rol speelde klimaatverandering daarbij?
Rogier van der Wal
Classicus, filosoof, oudheidkundige en bestuurskundige
De figuur van Antigone leert ons waar verzet tegen een tirannieke leider toe kan leiden en hoe nobel en tegelijk gevaarlijk het is om onder repressie aan je eigen morele standaarden vast te houden. Deze thematiek kan moeiteloos naar het heden doorgetrokken worden, naar verzet en revolutie, maar ook naar burgerlijke en intelligente ongehoorzaamheid. Een van de centrale begrippen in deze lezing is ‘agency’, waarbij het gaat om de vraag welke handelingsmogelijkheden een individu heeft om in de wereld iets te veranderen.
Ds. Robin ten Hoopen
Specialist Hebreeuwse Bijbel in de context van het oude Nabije Oosten, promovendus PThU en predikant
In de Bijbel, Mesopotamië en de Levant werden goden meestal gezien als wezens die geen natuurlijke dood konden sterven. Anderzijds zijn er talloze verhalen bekend over goden die worden gedood. In deze lezingen leggen we deze tradities naast elkaar en duiden we deze. Is hier sprake van verschillende tradities die elkaar tegenspreken of is het mogelijk om te komen tot verklaringen waarom sommige goden wel stierven en anderen niet? In de lezing worden politiek-culturele elementen en theologische elementen verbonden. Teksten die aan bod komen zijn o.a. Enuma Elisj, de Baal Cyclus uit Ugarit en Psalm 82.
Ds. Robin ten Hoopen
Specialist Hebreeuwse Bijbel in de context van het oude Nabije Oosten, promovendus PThU en predikant
‘De koning is dood, leve de koning’. De historicus Kantorowicz heeft in zijn klassieke werk over Middeleeuwse politieke theologie gesproken over de twee lichamen van de koning (The King’s Two Bodies. A Study in Mediaeval Political Theology, 1957). De koning is sterfelijk als mens, maar in zijn ambt kan de koning onsterfelijk zijn. In deze lezing wordt gekeken naar teksten uit Mesopotamië, de Levant en de Bijbel die spreken over sterfelijkheid en onsterfelijkheid van de koning (o.a. Kirtu Epos, Psalm 45, 61, 72). Sommige van deze teksten lijken inderdaad te duiden op de idee van de twee lichamen van de koning. Andere teksten wijzen vooral op de continuïteit van het koningschap in een dynastie. De spreker laat zowel de continuïteit als discontinuïteit tussen en binnen de verschillende tradities zien.
Audrey Crabbé, MA
Promovenda zoöarcheologie, Rijksuniversiteit Groningen
Runderen speelden een centrale rol op economisch, politiek, ritueel en sociaal vlak in de vroege stadstaten en koninkrijken van West-Azië. Geschreven bronnen, iconografische representaties en archeologische vondsten duiden op het gebruik van runderen in de landbouw voor het ploegen, zaaien en het transporteren van zware ladingen. Ze waren ook een belangrijke bron van rijkdom voor de eigenaren en de belastinginners. Als reactie op deze zware arbeid en door ouderdom ontwikkelden werkrunderen, vooral op de onderste ledematen, verschillende soorten van pathologieën. De hevigheid van deze pathologieën is afhankelijk de intensiteit van de arbeid (lange uren, zware ladingen, etc.). Recent onderzoek in de paleopathologie geeft de mogelijkheid om deze werkgerelateerde pathologieën op de middenshandsbeenderen, middensvoetbeenderen en teenkoten te identificeren en de hevigheid te meten.
De spreker zal tijdens deze lezing de huidige resultaten van haar promotieonderzoek aan de Universiteit van Groningen toelichten. Voor haar promotieonderzoek heeft ze een paleopathologische studie ondernomen op de dierlijke assemblages van verscheidene Brons- en IJzertijd centra in centraal en west Turkije, met name Hattusha, Sapinuwa, Troje, Klazomenai en Gordion. De resultaten van het paleopathologisch onderzoek worden in correlatie gebracht met belangrijke politieke-economische ontwikkelingen in deze periode, zoals de opkomst van het Hettitische en het Frygische Rijk.
Dr. Janric Van Rookhuijzen
Onderzoeker aan de Universiteit Utrecht, specialist in Griekse archeologie
In de vijfde- en vierde-eeuwse inventarissen van Athena’s schatten komt een locatie voor die het “Parthenon” wordt genoemd, als een van de schatkamers op de Akropolis van Athene. Op basis van epigrafische, archeologische en literaire bewijzen kan de schatkamer die het Parthenon wordt genoemd worden herkend in het gebouw dat nu bekend staat als het Erechtheion. De ligging van dit gebouw is een topografisch probleem. Is het Erechtheion na de inval van de Perzen in 480 v. Chr. verplaatst naar de Kariatidentempel of is het herkenbaar in het Dörpfeldfundament van het Parthenon?
Eli Hoopman, BA
MA-student Hebreeuws/Grieks, KU Leuven
Ongeveer vijf eeuwen na de heerschappij van Nabonidus, de laatste koning van Babylon, verschijnt zijn naam in het Aramese Dode Zeerollen fragment 4Q242, The Prayer of Nabonidus. Dit lijkt erop te wijzen dat zijn figuur tot de verbeelding is blijven spreken. Wat komen we te weten over dit personage en zijn functie binnen de tekst, in de ongeveer acht gebroken lijnen die 4Q242 aan ons overlevert? Via een intertekstuele lezing verkennen we de verschillende tropes die worden aangehaald in het fragment. Hierbij worden twee relevante teksten betrokken, zijnde Daniël en de Harran stele. Aangezien de Nebukadnessar in Daniël op meerdere vlakken lijkt te verwijzen naar de historische Nabonidus, en de Harran stele een representatieve kennismaking met de koning in kwestie biedt. Zo bespreken we op welke wijzen Nabonidus wordt geïnstrumentaliseerd in 4Q242. Deze case study kan ook een inkijkje geven in bredere Assyriologische invloeden op het Dode Zeerollen corpus
Dr. Marjo Korpel
Universitair Hoofddocent Oude Testament, Protestantse Theologische Universiteit
Eind 2023 stonden de kranten er vol mee: de godin Asjera. Vanwege een tentoonstelling van het Bijbels Museum, waarin honderden Asjerabeeldjes een lange stoet vormden onder de titel ‘De terugkeer van Asjera’. Kunstenares Marieke Ploeg verwees naar de vondst van godinnenbeeldjes in Jeruzalem en meende gelezen te hebben dat de godin door mannen verbannen was uit de godsdienst van Israël en ze vond dat Asjera nu door haar weer in ere hersteld moest worden. Dat riep de woede op van iemand in het land, die vervolgens speciaal naar de tentoonstelling ging om de Asjerabeeldjes aan gruis te slaan. Maar wie was die godin Asjera, en wat heeft zij van doen met het ontstaan van de godsdienst van Israël? Is deze Asjera inderdaad door mannen onder het tapijt geveegd, en heeft de God van Israël daardoor zo’n sterk masculiene voorstelling gekregen in de Bijbel? Welke argumenten spelen hierbij een rol? In deze lezing zal zowel aandacht gegeven worden aan de beeldspraak (metaforen) die in de Bijbel worden gebruikt om de God van Israël te beschrijven, en de betekenis van de gevonden beeldjes, als ook aan de teksten en artefacten van de Kanaänitische buren van Israël.