Lezingen per afdeling:
Amersfoort | Amsterdam | Apeldoorn | Den Bosch | Dordrecht | Groningen/Friesland | Haarlem | Leiden/Den Haag | Leuven | Maastricht | Rotterdam | Twente | Zutphen/Deventer/Arnhem
Prof. dr. Paul Sanders
Hoogleraar Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit
In het hele oude Nabije Oosten werden tempels gebouwd in de hoop dat de goden er hun intrek zouden nemen. Hoe stelde men zich die aanwezigheid van de goden voor? Naast de ruïnes van de tempels zijn er gelukkig teksten bewaard gebleven die laten zien hoe gedacht werd over de functie van de tempels. Deze lezing gaat in op gegevens uit Egypte, Mesopotamië, het Hettitische machtsgebied en de Levant, het gebied aan de oostkant van de Middellandse Zee. Deze gegevens worden vergeleken met de Israëlitische voorstellingen van de aanwezigheid van God in de tempel zoals we die kennen uit de Hebreeuwse Bijbel.
Nicky van de Beek, MA
Egyptoloog en promovenda aan de Johannes Gutenberg Universiteit Mainz
Het Oudegyptische landschap wordt gekenmerkt door het vruchtbare overstromingsgebied van de Nijl (het ‘zwarte land’) en het dorre woestijngebied (het ‘rode land’). Op de wanden van de graftombes wordt dit landschap vaak breed uitgemeten: de grafeigenaar jaagt op nijlpaarden, speervist of vangt vogels in het moeras, terwijl in woestijnscènes agressief jacht wordt gemaakt op oryxen, ibexen, gazelles en andere dieren. In beide scènetypes is een rijke biodiversiteit te zien, waarbij de soorten vaak exact kunnen worden bepaald.
In deze lezing wordt ingegaan op enerzijds de ecologische realiteit van het Oudegyptische landschap en anderzijds de weergave daarvan in privégraven uit het Oude, Midden- en Nieuwe Rijk. We zien hoe het landschap verandert maar specifieke elementen in de grafscènes door de eeuwen heen gelijk bleven. Hoe gingen de Oude Egyptenaren om met hun natuurlijke omgeving? En welke rol speelde klimaatverandering daarbij?
Audrey Crabbé, MA
Promovenda zoöarcheologie, Rijksuniversiteit Groningen
Runderen speelden een centrale rol op economisch, politiek, ritueel en sociaal vlak in de vroege stadstaten en koninkrijken van West-Azië. Geschreven bronnen, iconografische representaties en archeologische vondsten duiden op het gebruik van runderen in de landbouw voor het ploegen, zaaien en het transporteren van zware ladingen. Ze waren ook een belangrijke bron van rijkdom voor de eigenaren en de belastinginners. Als reactie op deze zware arbeid en door ouderdom ontwikkelden werkrunderen, vooral op de onderste ledematen, verschillende soorten van pathologieën. De hevigheid van deze pathologieën is afhankelijk de intensiteit van de arbeid (lange uren, zware ladingen, etc.). Recent onderzoek in de paleopathologie geeft de mogelijkheid om deze werkgerelateerde pathologieën op de middenshandsbeenderen, middensvoetbeenderen en teenkoten te identificeren en de hevigheid te meten.
De spreker zal tijdens deze lezing de huidige resultaten van haar promotieonderzoek aan de Universiteit van Groningen toelichten. Voor haar promotieonderzoek heeft ze een paleopathologische studie ondernomen op de dierlijke assemblages van verscheidene Brons- en IJzertijd centra in centraal en west Turkije, met name Hattusha, Sapinuwa, Troje, Klazomenai en Gordion. De resultaten van het paleopathologisch onderzoek worden in correlatie gebracht met belangrijke politieke-economische ontwikkelingen in deze periode, zoals de opkomst van het Hettitische en het Frygische Rijk.